Romanovs en de Revolutie
1917. Romanovs en de Revolutie
St.-Petersburg anno 1900
Het St.-Petersburg dat Peter de Grote voor ogen had toen hij de stad in 1703 stichtte, was in 1900 een feit: bruisend, bloeiend, luxueus, alles was verkrijgbaar. Veel buitenlanders hadden er een handel, zoals naaimachinefabrikant Singer. De stad was uiterlijk net zo Europees als Berlijn, Wenen, Londen en Parijs.
Het cultuurbeleid van Catharina de Grote in de achttiende eeuw had St.-Petersburg tot een stad gemaakt waar Europese kunstenaars naartoe trokken en bijdroegen aan het stadsleven. Hun werken, vaak in opdracht van de tsarendynastie en haar entourage, sierden in- en exterieurs in de stad.
In de negentiende eeuw kwamen nieuwe kunststromingen op, die leidden tot een Zilveren Eeuw (de Gouden was midden negentiende eeuw, de tijd van de grote Russische schrijvers) in de eerste twee decennia van de twintigste eeuw. Overal waren privémusea gesticht die op gezette tijden toegankelijk waren voor publiek. De rijke adel bezat bovendien huizen in het buitenland, waardoor zij op de hoogte bleven van de laatste Europese trends en die meenamen naar hun geboortestad.
In de negentiende eeuw was, net als in de rest van Europa, een grote burgerklasse opgekomen, die zich net als de adel wilde laven aan de rijkdom in de stad. Zo bevond zich aan de Nevski Prospekt – tegenover het beroemde warenhuis Gostiny Dvor – de Passage, die de prachtigste waar aanbood: van de laatste mode van Charles Poiret of het Engelse modehuis Worth tot de fraaiste kostbaarheden van beroemde juweliers als Carl Fabergé.
Die rijkdom stond in schrijnende tegenstelling met het leven van de grote massa, de boeren, kleine burgers en de arbeiders van de fabrieken. Het was een vruchtbare voedingsbodem voor sociale onrust en straatprotesten. De tsaar had moeite om die het hoofd te bieden. Voor en tijdens zijn regering maakte Nicolaas II een aantal cruciale misstappen, die bij elkaar opgeteld een omwenteling onafwendbaar zouden maken.